‘De aroma komt je tegemoet, zodra je Supra opendoet’, dat was een reclameslogan voor een pak gemalen Van Nelle-koffie.
Voor de uitvinding van een koffiezetapparaat en de latere Senseo zette men koffie door het opgieten van water op gemalen koffie in een koffiefilter. De eerste scheut moet niet teveel zijn; de koffie moet wennen aan het water. De volgende scheuten netjes langs de kanten, zodat alle koffie wordt meegenomen in het proces.
Voordat de koffie in de filter werd gedaan, werden koffiebonen gemalen in de koffiemolen. De eerste koffiemolens werden schootkoffiemolens, genoemd omdat ze tussen de dijen werden geklemd bij het gebruik. Maar menig huisgezin had een koffiemolen aan de muur van de keuken hangen: de wandkoffiemolen.
Wat een heerlijke geur verspreidde dat bij het malen!
Petroleumstel
Een ‘peteroliestel’, zoals dat vaak werd genoemd; wie kent het niet?
Voor het koken op gas, werd het eten vaak bereid op zo’n petroleumstelletje. Door het sudderen waren het draadjesvlees en stoofpeertjes de lekkerste van allemaal!
Petroleum dat als brandstof voor deze kooktoestellen diende, was in veel gevallen te koop bij de waterstokers in de buurt. De petroleum werd onderin in het stelletje gedaan en opgenomen door een pit. Zo’n pit, een ongeveer 7 cm brede katoenen band, kon omhoog gedraaid worden waardoor de vlam hoger ging branden en er meer warmte afgegeven werd. Stond het te hoog, dan ging de vlam roeten, ofwel walmen. Voor het doven van de vlam werd de pit zover naar beneden gedraaid tot de vlam uitdoofde.
Er waren éénpits-stelletjes, maar vaak meerdere pits.